– Themadienst: ‘Gelijkwaardig, maar niet gelijk’ – over de eigen plaats van man en vrouw

Is dat vandaag nog vol te houden? De man als hoofd van de vrouw. De vrouw ondergeschikt aan de man.
Dat klinkt als: de man is de baas, de chef, hij maakt de dienst uit. En: de vrouw moet onderdanig zijn!
Dat heeft vandaag een uitgesproken negatieve gevoelswaarde: kruiperig, slaafs, onderworpen. Zijn de verhoudingen zoals die in de Bijbel worden getekend niet volstrekt uit de tijd? Spreekt Paulus niet vanuit de verhoudingen destijds? Vandaag liggen die verhoudingen toch heel anders? Zo gaan we toch niet meer met elkaar om?

Paulus spreekt in Ef. 5 en 6 over allerlei verhoudingen: die tussen man en vrouw, die tussen ouders en kinderen, en die tussen heren en slaven/werkgevers en werknemers.
Hij ziet kansen en mogelijkheden om in de bestaande menselijke verhoudingen je christen-zijn te laten doorwerken.
Wat voor plaats je ook inneemt, of het nu gaat om man of vrouw, ouder of kind, werkgever of werknemer… Paulus schrijft het bovenaan als motto, als richtinggevend woord boven alle verhoudingen: ‘wees elkaar onderdanig in de vreze van God’.  

Zondagmiddag denken we in de themadienst na over het thema: ‘Gelijkwaardig, maar niet gelijk’, over de eigen plaats van man en vrouw in de Bijbel. We doen dit n.a.v. onze serie over de tien geboden, waarbij het de laatste keer (op 14 april j.l.) ging over de betekenis van het zevende gebod: ‘u zult niet echtbreken’.
Lees van tevoren alvast: 1 Korinthe 11: 1-16 en Efeze 5: 21-33 en beantwoord de volgende vragen:

  1. Paulus schrijft in 1 Korinthe 11 en Efeze 5 over de verschillende plek van man en vrouw in huwelijk, kerk en maatschappij. Hoe komt dit op je over?
  2. Over de eigen plaats van de man:
    -waarom heet hij ‘hoofd van de vrouw’ (Ef.5:23 en 1 Kor.11:3)?
    -geef een typering van de liefde van de man ten opzichte van de vrouw
  3. Over de eigen plaats van de vrouw:
    -wat betekent het woord ‘onderdanig’ (NBV: ‘gezag erkennen’)? Let op wat er steeds staat: ‘in de vreze van God/in de Heere’(Ef.5:21-24 en 1 Kor.11:11)
    -noem voorbeelden van een verkeerde invulling van het begrip ‘onderdanigheid’ én van een goede invulling