– Jeremia 38:1-13 en 39:15-18 - Thema: ‘Een helpende Hand’
Soms gebeurt dat: in een crisissituatie krijg je hulp uit onverwachte hoek. Opeens stapt er iemand naar voren om je te helpen: een collega van wie je het nooit had verwacht of een van je buren die je nauwelijks kent. Als je in de put zit, zorg zo iemand ervoor dat je weer omhoog kunt krabbelen. In Jeremia 38 gebeurt dat ook, maar dan letterlijk. Jeremia zakt langzaam weg in een modderput, maar wordt gered door iemand van wie hij het waarschijnlijk niet had verwacht. Ik moest bij deze geschiedenis denken aan die bekende uitspraak van Corrie ten Boom: ‘Er is geen put zo diep, of Gods hand reikt nog dieper…
Deze zondag is de laatste zondag van het kerkelijk jaar, ook wel Eeuwigheidszondag genoemd. We gedenken in de morgendienst hen die ons het afgelopen kerkelijk jaar zijn ontvallen door de dood. In de preek luisteren we naar Jeremia 38 waar Jeremia te maken krijgt met onbegrip en boosheid van de kant van de Joodse leiders. Hij roept hen namens God op om zich over te geven aan de vijanden, de Babyloniërs. Dat wordt hem niet in dank afgenomen en zo belandt hij in een regenput waarvan de bodem helemaal bestaat uit zachte modder. Maar dan is daar Ebed-Melech, een man uit Soedan, hij biedt hulp uit onverwachte hoek. Zo is God, Hij werkt zo verrassend!
Vragen om je alvast voor te bereiden:
- Heb je zelf ooit hulp gehad uit onverwachte hoek? Zo ja, wat gebeurde er?
- Noem eens wat risico’s die Ebed-Melech nam toen hij Jeremia ging helpen. Wat zou je van Ebed-Melech willen leren?
- Op wie lijkt Ebed-Melech volgens jou? Op welke andere Knecht? Welke overeenkomsten en verschillen zie je?



