Meditatie

Het jaarthema van de Gereformeerde Bond gaat dit jaar over de Bijbelse inhoud van het vreemdelingschap, die nauw verbonden is met de christelijke hoop. Om na te denken over hoe dat vreemdelingschap een christen opgedrongen wordt als hij trouw is aan Gods geboden. En wat dat betekent voor onze taak op aarde. Opdat we ons samen oefenen in de verwachting van de dag van Christus.

Als we inzicht willen krijgen in de roeping van een christen in deze wereld, dan is ook de eerste brief van Petrus van groot belang. Petrus schrijft zijn lezers aan als vreemdelingen. Hij gebruikt dan onder meer het woord inwoner of bijwoner. Een christen is in deze wereld geen burger, geen ingezetene, die hier zijn thuisland heeft. Maar hij is ook geen volstrekte vreemdeling of vijand, die met zijn omgeving niets te maken heeft, en daar ook geen verantwoordelijkheid voor draagt. Tussen deze beiden in staat het woord ‘inwoner’.
Met grote klem bindt de apostel zijn lezers hun maatschappelijke verantwoordelijkheid op het hart. Hoezeer ook vreemdelingen, ze maken deel uit van de samenleving, en daar moeten ze hun plaats innemen. 'Onderwerp u dan omwille van de Heere aan alle menselijke orde', schrijft Petrus (1 Petr. 2 : 13). De spits van de vermaning is: je mag je niet onttrekken aan de samenleving met haar instituties. Participeer daarin, neem je verantwoordelijkheid in de verbanden van de samenleving, in gemeentebestuur en ouderraad, in winkeliersvereniging en ondernemingsraad.

In deze verbanden zal een christen een levende getuige en een leesbare brief van Christus dienen te zijn. Hij moet participeren zonder te assimileren. Want hoezeer de christenen hun plaats ook in de samenleving moeten innemen, tot hen komt tegelijk de apostolische vermaning om zich te onthouden van de vleselijke begeerlijkheden, die strijd voeren tegen de ziel (1 Petr. 2 : 11). Dat is een kritische afstand. Een vreemdeling past zich niet aan, aan de heersende moraal. In het leven in de maatschappelijke ordeningen, heeft een christen te wandelen in de vreze des Heeren. Deze vreze van God wordt echter niet beoefend in een kloostergemeenschap, maar staande midden in de maatschappij.

En wie daar staat, ervaart de vervreemding. Zo was dat voor de eerste lezers van deze brief. En zo is dat ook vandaag. Wie ervaart die vervreemding niet, in onze moderne, van God losgeslagen, samenleving?
Christenen zijn echter geen antieke wereldvreemde figuren die drie modes achterlopen en de taal van een paar eeuwen geleden spreken. Dat werpt alleen maar drempels op voor hen die (nog) buitenstaan. Christenen zijn geen mensen die terugzien, maar vooruitzien! Het heimwee richt zich niet op het verleden, maar op de toekomst. Het gaat om een christelijk vreemdelingschap. Een vreemdelingschap dat wordt beleefd en geleefd in de verbondenheid aan Christus en in de navolging van Christus.

In de navolging van onze Zaligmaker hoeven we de vreemdelingschap niet te zoeken, ze wordt ons opgedrongen in een samenleving als de Nederlandse die zo van het Woord van God is losgeraakt. Wie willen leven in de vreze des Heeren, wie wandelen naar Gods gebod, worden in deze wereld meer en meer als 'vreemde gasten' bestempeld.

Vreemdelingschap leidt dan vanzelf tot vreemdelingenhaat. De situatie van de gemeente vandaag lijkt identiek aan de situatie van de eerste lezers van Petrus' brief. Petrus bereidt zijn lezers erop voor dat de heilige wandel vanzelf tot een botsing leidt met de omgeving. Waarom? Omdat de vreemdelingschap op aarde door de wereld als vijandschap wordt ervaren. De afzondering van de goddeloze levensstijl wordt beschouwd als haat tegen het mensengeslacht.
Zien we iets dergelijks niet ook vandaag? Het dogma van de tolerantie wordt verabsoluteerd. Wie zich beroept op absolute waarden en normen stuit op steeds heftiger verzet. Het leven naar Gods Woord wordt beschouwd als onaangepast gedrag. Er worden inburgeringcursussen gegeven aan allochtonen om de waarden van de Nederlandse liberaal-seculiere samenleving bij te brengen, om hun integratie in onze samenleving te bevorderen. Wacht christenen die die waarden niet delen, straks hetzelfde lot?
Toch ligt in de brief van Petrus alle nadruk op de wervende houding die een christen moet aannemen. Maak van de nood een deugd, lijkt de apostel te zeggen. Het conflict met de omgeving biedt de kans om eigen normen te verhelderen en buitenstaanders te winnen voor Christus. Een christen is opvallend anders.

Zijn wij als christenen voorbereid op een situatie waarin we als christenen steeds meer uit de toon zullen vallen omdat we willen leven op de toonhoogte van het Woord? Het is voluit Bijbels dat het lijden inherent is aan het leven van een christen. Zullen wij in onze tijd niet moeten gaan leren, wat christenen in andere delen van deze wereld al geleerd hebben? De gemeente van Christus is gemeente onder het kruis.

AA