Almachtige bescherming 

De eeuwige God zij u een woning en van onder eeuwige armen. (Deuteronomium 33:27a.)

Mozes is aan het einde van zijn leven gekomen. […] Hij moet afscheid nemen, want het is zijn tijd om de weg te gaan van alle vlees. Wanneer is het onze tijd? Dat weten wij niet. Wij gaan het veiligst wanneer wij ons elke dag voorbereiden.

Mozes draagt het volk op zijn hart. Hij had het lief en zocht het goede voor hen. Aan wie raakt hij het volk kwijt? Aan God! Daarom zegt hij: “De eeuwige God zij u een woning.” Hij werpt het volk op God […]

Het beeld, dat hij gebruikt, is treffend. De eeuwige God zij u een woning. Het volk, dat veertig jaar in tenten gewoond had, hunkerde naar stevig gebouwde woningen. Dat is te begrijpen. Een tent is ook niet alles. Maar het stenen huis in Kanaän is ook niet het een en het al! Ook dat moet verlaten worden. Dit geldt van u en mij ook. God schrijft op al onze huizen: “Relinquenda”. Dit betekent: het moet weer verlaten worden. Zien wij het op ons huis staan? Houden wij er rekening mee?

Er is meer. Het is duidelijk, dat het woord woning hier figuurlijk, als een beeld wordt gebruikt. Met woning wordt bedoeld: thuis zijn. Nu wordt het ineens wonderdiep: In God thuis zijn! De eeuwige God zij je tehuis! Wie verlangt naar zo'n woning in God? Die dakloos is. Die uit zijn huis is gezet. Die op zijn eigen getimmerde of gemetselde woning een bord ziet hangen: Onbewoonbaar verklaarde woning! Weet u wat dit is? Elke bedekking voor God te verliezen en uit al uw schuilplaatsen opgejaagd te worden? Lot werd uit zijn huis op straat gezet. Het bevel luidde: Vlucht naar Zoar en sta niet stil!

Zwervers ontmoeten zwervers, ja de grote Zwerver. Want de Heere Jezus verliet het huis van Zijn Vader en werd een Zwerver op aarde. Hij had geen steen om Zijn hoofd op neer te leggen. Overal waar vluchtelingen en daklozen zijn, is Hij. Hij neemt ze mee. Hij is de deur. Die door Hem ingaat, die zal behouden worden. Lezer, bent u reeds ingegaan door Christus? Of ligt u nog voor de drempel? Hoor wat Hij zegt: Ik ben de deur! Bij God thuis? Wat is dat een voorrecht! Want kijk nu uw gehele huis op aarde eens na. Alles is op God in Christus over te dragen. De Heere Zelf is een Toevlucht, een Rots, een Burcht, Hij is krachtig bevonden een hulp in benauwdheid. O dat schuilen bij Hem!

Verder is God in Christus door de Geest het centrum van de gemeenschap, de spijs en drank op tafel, het Licht, dat u bestraalt, de grond, waarop u rust, de warmte in deze kille wereld, de vrede in uw huis, de rust van uw leven. Mediteer daarover zelf maar door.

Van onderen eeuwige armen. Nu is de zaak rond. In God een woning. Dat is van boven gedekt. En nu: van onderen eeuwige armen. Wij dragen onze kinderen, als ze klein zijn, in de armen. Daar zijn zij veilig. Wij zouden onze kinderen, als ze groter worden, soms aan de hand, in ieder geval in de hand willen houden. Maar dat gaat niet! Daarvoor zijn onze armen veel tekort. Bovendien liggen uw en mijn armen straks stil, samengevouwen en verstijfd. En wat de doorslag geeft: onze armen zijn zo best niet.

Neen, dan de armen Gods! Het zijn eeuwige armen. Zij reiken van de hemel tot de aarde. Leg daarin al uw noden, al uw zorgen, al uw angsten, al uw vreugden, al uw ziekten, al uw zonden. Want alleen die armen weten er raad mee. Alles is op Christus gelegd. Hij heeft ze alle weggedragen in het graf en staat nu met ongebonden handen als de Levende en Opgestane en strekt ze naar u uit. Ziet u ze ? Zalig allen, die bij God inwonen! Weet u een betere plaats? En wanneer u dan nog in uw eigen „woning" zit, waarom versmaadt u deze inwoning bij God? Er is nog ruimte in God. Maar de tijd is kort!

Ds. G. Boer