'Oud’ en ´nieuw’: die woorden vormen een absolute tegenstelling. Ze liggen zo ver mogelijk uit elkaar. Net als bijvoorbeeld de woorden ´dag’ en ´nacht’. Toch ervaren we van die tegenstelling tussen ´oud’ en ´nieuw’ zo als goed als niets. Voor ons besef vormen ´oud’ en ´nieuw’ geen tegenstelling, maar lopen ze voortdurend in elkaar over. Bij een jaarwisseling kunnen ´oud’ en ´nieuw’ zelfs in één adem noemen. Ze vormen dan slechts een verschil van één klokslag.

In wat wij ´nieuw’ noemen blijft alles bij het oude. Wat wordt er nu ´nieuw’ in een nieuw jaar? Het nieuwe jaar draagt een nieuw jaartal. In het nieuwe jaar gaan we een nieuwe agenda gebruiken. Met het nieuwe jaar beginnen we een nieuw boekjaar. Er is nog veel meer te noemen. Wat is daar nu voor nieuws aan? Met een aantal dingen die we ´nieuw’ noemen gaan we op de oude voet verder. Terecht zegt prof. dr. J. H. Bavinck: ,,Het nieuwe jaar is reeds bij de aanvang tot op de draad versleten, omdat het nu eenmaal alle spanningen, zorgen, moeilijkheden van het oude in zijn schoot geworpen krijgt’’. Wij blijven bij alles wat wij ´nieuw’ noemen in de cirkel van het oude draaien. Dat komt, omdat we van een oud middelpunt blijven uitgaan: ons eigen ik. Er zit iets benauwends in, dat we in alles wat we ´nieuw’ noemen toch niet van het oude van ons leven kunnen loskomen. Ook in het nieuwe blijft het oude ons achtervolgen.

Het is goed om ook op het punt van ´oud’ en ´nieuw’ naar de bijbel te luisteren. De bijbel laat ons zien, dat het mogelijk is om het oude kwijt te raken en tot iets werkelijk nieuws te komen. We hoeven de last van het oude niet te blijven torsen. Er kan een werkelijk nieuw begin zijn. In de tweede brief van Paulus aan de Corinthiërs staat het verrassende en bevrijdende woord: ,,…het oude is voorbijgegaan, zie, het nieuwe is gekomen (2 Cor. 5,17). ,,Zie’’, zegt Paulus erbij. We kunnen die radicale overgang van het oude naar het nieuwe dus zelfs zien. Alleen moeten we daarvoor wel de goede kant op zien. Dat is: naar Jezus zien. Wanneer Paulus spreekt over het oude dat voorbijgegaan is en het nieuwe dat gekomen is, verwijst hij ook naar Jezus. In Jezus ontwaren we het, dat het oude niet altijd hoeft door te werken en dat het nieuwe niet een hersenschim hoeft te zijn. In het heilswerk van Jezus – in zijn sterven en opstanding – is aan onze oude wereld van schuld en zorg en dood een eind gekomen. Daarin is ook een nieuwe wereld van genade en vrede en leven doorgebroken. Door het geloof mogen wij nu bij die – met Jezus gekomen – nieuwe wereld betrokken worden. Dan komt er achter het oude van ons leven definitief een punt en ontvangen we een nieuw- werkelijk nieuw- leven.

Zo is het in een verhaal van een Uylenspiegelfiguur uit de middeleeuwen. Hij had een slecht leven achter de rug. Hij had gestolen en bedrogen. Hij had zijn vrouw en kinderen in de steek gelaten. Niets kon hem meer binden. Alleen een dik boek dat hij altijd bij zich had. Dat liet hij nooit meer los. Daarin stond zijn hele leven beschreven. Hij had het lief als zijn leven zelf. Op een dag wandelde hij over een wankel bruggetjes over de rivier de Oder. Om zijn evenwicht te bewaren moest hij plotseling zijn boek loslaten dat in het water verdween. Dat bezorgde hem zo’n schrik, dat hij – hoewel hij niet kon zwemmen - pardoes zijn boek nasprong. Had een schipper hem niet gered, dan wij hij zeker verdronken. Toen hij in de kajuit van het schip bij bewustzijn kwam, vroeg hij meteen naar het boek. Tot zijn vreugde bleek ook het boek weer boven water gekomen te zijn. Gretig greep hij ernaar en begon erin te bladeren. Hij zocht naar zijn oude leven, maar het water van de Oder had alles weggespoeld. Van heel dat oude leven was geen letter meer te vinden. Alleen op de eerste bladzijde stond in sierlijke letters: ,,Mijn leven…’’. Verder stond er niets meer. Het oude was voorbijgegaan, zie, het nieuwe was gekomen.
Dat wil Jezus nu bij ons bewerken. Hij wil het oude van ons overnemen, zodat voor ons slechts het nieuwe van Hem blijft. ´Nieuw’ is niet iets dat wij kunnen maken. Wij blijven immers in de cirkel van het oude ronddraaien, omdat we onszelf als het middelpunt van die cirkel niet kunnen verliezen. Jezus geeft het nieuwe. Hij doorbreekt de cirkelgang van ons leven, wanneer Hij door zijn Geest Zichzelf tot het nieuwe middelpunt van ons leven maakt.
Het is opmerkelijk, dat in het Nieuwe Testament twee Griekse woorden gebruikt worden voor ons ene woord ´nieuw’.
Er is een woord – het woord neos- dat in eerste de aanduiding is van iets dat nieuw is in tijd.
Er is een ander woord – het woord kainos- dat in eerste instantie, de aanduiding is van iets dat nieuw in van hoedanigheid. Het eerste woord geeft iets aan dat er nog niet lang was. Het tweede woord dat er nog niet was. Het eerste woord kan dan ook wel worden weergegeven met ´jong’ of ´pril’. Het tweede woord met ´verrassend’ of ´ongehoord’. Het is duidelijk, dat de betekenis van dat tweede woord voor ´nieuw’ in het Grieks van het Nieuwe Testament veel ingrijpender is dan die van het eerste woord. Iets dat nieuw is in tijd kennen we allemaal wel, maar iets dat nieuw is van hoedanigheid is voor ons inderdaad iets verrassend en ongehoords. Het is nu - zij het niet uitsluitend – vooral dit laatste woord voor ´nieuw’ dat in het Nieuwe Testament gebruikt wordt om het nieuwe door het heilswerk van Jezus aan te geven. Het nieuwe waarin Jezus ons wil doen delen is niet nieuw in tijd, maar nieuw van hoedanigheid, werkelijk nieuw.

´Oud’ en ´nieuw’: Is het slechts een verschil van één klokslag? In het licht van de bijbel is het inderdaad een verschil van dag en nacht!

Uit: Dr. J.P. Versteeg Bijbelwoorden op de man af