Dit is de inleiding die br. Niesing heeft gehouden op de kerkenraadsvergadering van maandag 2 december.
Voorspel op Kerstfeest (n.a.v. Luc. 1:43)
De Advents- en Kersttijd kenmerkt zich door veel samen- en solozang. Dit is geheel in de lijn van de Heilige Schrift. Rondom de kribbe van Bethlehem is ook veel gezongen. We denken aan de lofzang van Maria, aan die van Zacharias, de engelenzang alsook aan de lofzang van Simeon. In de opsomming zouden we er bijna één over het hoofd zien, namelijk die van Elisabeth.
Dat deze lofzang min of meer in een vergeetboek is geraakt, heeft mogelijk te maken met het feit dat er geen berijming van is uitgegeven. Toch is de lofzang van Elisabeth niet van minder waarde. De solozang is enig in zijn soort. Niet zozeer omdat Elisabeth de spits afbijt met haar lofzang, maar meer om de inhoud.
Men zou verwachten dat Elisabeth's lofzang werd ingegeven en werd bepaald door het heuglijke feit, dat zij op oudere leeftijd nog moeder mocht worden. Maar dat is niet het geval. Ze zingt van het wonder, dat de Zaligmaker al voor Zijn geboorte tot haar kwam. Elisabeth zingt omdat zij Kerstfeest mag vieren voor de Kerstnacht van Bethlehem!
Wat is er allemaal aan die lofzang voorafgegaan?
Elisabeth werd opgezocht door haar nicht Maria. Het was voor Maria geen gemakkelijke reis geweest naar het bergland van Judea. Niet alleen de afstand vergde nogal wat van haar krachten, maar ook de verwerking van haar hartsgeheim kostte haar veel aan energie. Zij wist hoe nicht Elisabeth ervoor stond, maar zou zij ook geloof hechten aan haar wonderbaarlijk verhaal van de engelenverschijning en van de goddelijke boodschap, die de engel Gabriel haar had overgebracht?
Jongeren voelen de jonge Maria misschien nog het beste aan; je loopt misschien met een probleem, je worstelt, je wilt er met iemand over praten, maar met wie? Je denkt na, je piekert en ook als de gesprekspartner bekend is,dan kunnen de spanningen hoog oplopen. Zou die ander wel met me willen praten, zou hij het niet dom vinden, zou hij me willen geloven? Je kent dat wel: je aarzelt, ...je besluit en uiteindelijk verzamel je alle moed om aan te kloppen. Iets van die worsteling zal Maria gekend hebben. Zal Elisabeth mij begrijpen? Maar och, tot wie kon zij beter heengaan dan tot haar! Ondanks het leeftijdsverschil hadden zij toch eenzelfde hartsgeheim?!
Al snel bemerkt Maria dat de Heere met haar is. Hij baant voor haar de weg, want als zij in het huis van Zacharias en Elisabeth aankomt en haar oudere nicht begroet, hoeft ze niet eens te vertellen wat er in Nazareth met haar gebeurd is. Zoals een moeder al uit de verte kan aanvoelen wat haar kind aan zorgen meedraagt, zo begrijpt Elisabeth wat er in het hart van Maria omgaat. Het begrijpen van die moeder is een zaak van intuitie: het geheim van een teer en opmerkzaam moederhart.
Dat Elisabeth Maria doorzag was onmiskenbaar het gevolg van een verborgen ingeving van de Heilige Geest.
Op het moment dat Maria bij haar aanklopt, is de Heilige Geest vaardig over Elisabeth geworden: ogen en hart werden geopend. Haar ogen zien scherp en helder, haar hart voelt aan. Niet Maria hoeft te spreken, maar Elisabeth getuigt; ze riep uit met grote stem en zei: "Gezegend zijt gij onder de vrouwen en gezegend is de vrucht van uw buik!" Elisabeth blijkt alles te weten! Wat kan dat een opluchting geven, als een ander je aanvoelt, nog rijker is het wanneer een ander je doorgrondt, zonder nog maar een woord gesproken te hebben.
Wat kunnen onze jongeren veel zegen ontvangen, wanneer zij iets van Elisabeth's hart in hun moederhart of vaderhart tegenkomen. Wat een zegen kan dat voor het beginnende geloofsleven inhouden. Wat een schade kan het daarentegen opleveren wanneer zorgen en problemen niet door ouderen worden begrepen en opgevangen. Wanneer ze met een koele blik of lachende afwijzing worden afgedaan. Onherstelbare schade kan dan worden aangericht. De bede om de verlichting met de Heilige Geest is ook voor het vervullen van het ouderschap onmisbaar.
Wat nog meer aanspreekt in de houding van Elisabeth is, dat zij zichzelf niet centraal stelt, terwijl ze daar toch alle reden toe had. Hoe gaat dat vaak onder ons? We luisteren even naar de ander, maar zodra we de kans krijgen weiden we uit over onszelf. Elisabeth doet dat niet. Ze zegt: "Gezegend zijt gij onder de vrouwen! Gezegend is de vrucht van uw buik!"
Elisabeth ziet van haarzelf af en heeft oog voor de Ander!
Er is dan ook een duidelijke opklimming in de lofzang waar te nemen, want ze blijft ook bij Maria niet lang steken. Zeer zeker: zij is de gezegendste onder de vrouwen. Maria's eer zal geen andere vrouw ten deel vallen. Belangrijker voor Elisabeth is de vrucht, die Maria in haar schoot droeg. Ze benoemd hier de kern van de zaak. De mens Maria staat in de schaduw bij de vrucht in haar moederschoot. Maria draagt niet zomaar een kind bij zich, maar de beloofde Messias. Gezegend zijt gij! Geweldig! ...geen zweem van jaloezie. Een welgemeend eerbetoon! Haar vraag gaat veder: "En vanwaar komt mij dit, dat de moeder mijns Heeren tot mij komt?"
Er is verwondering in Elisabeth's hart dat zij een familielid en vertrouwenspersoon mag zijn van Maria. Nog meer is zij overstelpt dat zij haar Zaligmaker Zelf op bezoek krijgt. De moeder mijns Heeren!! ...mijns!!! We denken aan aanstaande ouders, die een echo laten maken in het ziekenhuis. Ze mogen meekijken op het beeldscherm; wat kan het dan verheugend zijn om het hartje te zien kloppen, om het prille leven te mogen aanschouwen: mijn kind! ...ons kind!! Elisabeth is een bijzondere echoscopiste. Zonder apparatuur, maar met door de Geest verlichte ogen ziet ze niet haar kind, maar Maria's Kind, nee, ze ziet nog veel meer: mijn Zaligmaker! ... mijn Heere!
Er is in onze dagen veel te doen over het prille leven in de moederschoot. De mens breidt zijn macht uit. Veelvuldig vergrijpt men zich aan het jonge leven. Ook deze geschiedenis roept ons een halt toe. Als zelfs een kind van zes maanden in de moederschoot opspringt vanwege de groet van Maria, maar ten diepste vanwege de ontmoeting met de "vrucht" van haar buik, wat in een zeer pril stadium moet zijn geweest, dan kunnen we alleen maar stil worden en tot elkaar zeggen: handen af!! Natuurlijk krijgt het hier een extra dimensie omdat het de Heere Jezus betreft maar ook een nietig mens in de moederschoot is en blijft de kroon van God op Zijn schepping!
Terug naar Elisabeth. Ze belijdt het ongeboren leven als haar Koning en Zaligmaker. Eenvoudig gezegd: Elisabeth viert al Kerstfeest voor de Kerstnacht in Bethlehem. Elisabeth staat vooraan in de rij. Maria volgt haar op de voet, Zacharias met zijn voortreffelijke belijdenis over de Opgang uit de hoogte volgt dan. Daarna de engelen, vervolgens de herders, een Simeon, een Anna en nog velen anderen, waaronder we ook een Thomas aantreffen met zijn :"Mijn Heere en mijn God!"
En wij? Staan we ook in de rij van lofzingende personen? Eerst nog een vraag ter overbrugging: "Kennen wij die verwondering, die het hart van Elisabeth vervulde? Is haar vraag al onze vraag geweest: vanwaar komt mij dit?"
"Ja", zeggen wij misschien, "maar nu ligt dat toch geheel anders!? Elisabeth was er nauw bij betrokken, maar wij staan meer op afstand!" Is dat zo? Metname in de afgelopen week hebben wij ons mogen scharen onder de adventsprediking. Daarin trad de Heere ons allen tegemoet, niet als ongeboren Zaligmaker, maar als de Verhoogde Heere! Heeft deze dienst al geresulteerd in de vraag: "Vanwaar komt mij dit?"
Vanwaar komt mij dit? Elisabeth alsook wij krijgen het antwoord vanuit de lofzang van Zacharias: "Door de innerlijke bewegingen van barmhartigheid van onze God, met welke ons bezocht heeft de Opgang uit de hoogte!"
De Heere treedt ons tegemoet. Niet om iets in Elisabeth, niet om iets in ons, maar ...vanwege de vrije gunst, die eeuwig Hem bewoog. En daarover kan de mens zich alleen maar verwonderen: vanwaar tot Mij?! Deze verwondering is niet los te maken van het Kerstfeest, van de vrede, die God ons wil schenken.
Vanwaar tot mij? ...ik, arme, ellendige zondaar!
Ik heb om Uw bezoek niet gevraagd, en toch bent U gekomen!
Alzo lief heeft God de wereld, alzo lief heeft God ook mij!
Dat deze verwondering ons hart mag vervullen en ons bepaalt bij onze houding op de Kerstdagen en daarna. Dan zal de uitwerking op onze kinderen of naaste omgeving niet achterblijven. Johannes de Doper is daar een treffend voorbeeld van. Toen later de Heere Jezus Zich tot hem begaf om van hem gedoopt te worden, zo hief de zoon van Elisabeth afwerend de handen op en vroeg: "Komt Gij
tot mij? ...mij is nodig van U gedoopt te worden!" Dit "komt Gij tot mij?" is ongetwijfeld vrucht van de ootmoedige geloofshouding van zijn moeder. Zo moeder, zo zoon!
Het zal ongetwijfeld een rijk gezegend kerstfeest worden, wanneer gezinnen en alleenstaanden in verwondering mogen belijden: "Vanwaar komt Gij tot mij?" Dan zal de ontmoeting met Christus zeker vrucht afwerpen en zal de zaligmakende genade in hart en leven gestalte krijgen. Ja, dan wordt het werkelijk voor het eerst of opnieuw Kerstfeest, zoals God het bedoeld heeft, namelijk CHRISTUSfeest. Dan zullen ook wij in samenzang of solozang de lofzang mogen aanheffen:
"Mijn ziel verheft Gods eer,
Mijn geest mag blij den Heer'
Mijn Zaligmaker noemen!"