‘Een dienstknecht van God, een slaaf’

Voortreffelijk ambt

Als ambtsdrager zijn we geroepen door de gemeente en mitsdien door Christus geroepen, om gezant van Hem te zijn! Dat bepaalt wie we zijn. Gezanten van Christus. Als we dat even op ons laten inwerken, dan moeten we daar ook stil van worden. ‘Mond des Heeren’ zijn in de gemeente. Een voortreffelijk werk, maar tegelijk een grote verantwoording die ons als ambtsdragers plaatst voor de vraag: Wie ben ik tegenover God?

Deze vraag maant ons tot zelfonderzoek. Ambtsdrager zijn betekent dat we ons helemaal in dienst van de Heere laten nemen. Dienstknecht zijn van de Allerhoogste. Geen dienaar van de gemeente, hoewel we wel dienstbaar zijn aan de gemeente van Christus, maar Eén is onze Meester en in gehoorzaamheid aan Hem en afhankelijkheid van Zijn leiding gaat een ambtsdrager zijn weg. Volgeling zijn van Hem die Zichzelf gaf tot in de dood van het kruis. Maar we mogen het weten en in de afgelopen dagen ook vieren; Hij is waarlijk opgestaan en Hij leeft! Maar leeft Hij ook daadwerkelijk in ons hart? Voelden we tijdens de verkondiging op Goede Vrijdag iets van Zijn onuitputtelijke liefde? Hij heeft de diepste verlatenheid gedragen voor jou en mij. Maar is niet gebleven in de dood! Opgestaan, de dood overwonnen in de kracht van Zijn opstanding. Dringt dat door in ons leven? Dan mogen we ook leven vanuit de belofte dat Hij met ons, jou en mij is, alle dagen! Ook in alle dagen als ambtsdrager. In die afhankelijkheid mogen we waken over de zielen van de gemeente.

Een onmogelijk werk als we het van onszelf verwachten. Het voorbeeld van de ouderling op huisbezoek waar hij niet doorvraagt naar de verhouding tot de Heere Jezus, kennen we allemaal maar al te goed… Hoe vaak hebben we niet na afloop van een bezoek het gevoel gehad gefaald te hebben? Ons de vraag gesteld waarom we niet durfden door te vragen? En toch, de Heere heeft ervoor gekozen om Zijn gemeente te regeren en leiden door falende mensen. Mensen zoals wij, onbekwaam in onszelf. Maar tegelijk geroepen om te waken over de gemeente als het huis en de stad van God, door iedereen trouw te vermanen en te waarschuwen voor de weg die naar het verderf leidt. Om acht te slaan op het handhaven van de zuivere leer en een vrome levenswandel in de gemeente des Heeren, zoals het bevestigingsformulier het zegt. Dat kan alleen maar als we zelf wakker zijn en elke dag opnieuw ons leven in de handen van onze Hemelse Vader leggen.

Hét kenmerk van het ambt is dienen, slaaf zijn, zoals Ds. Vergunst dat schrijft. En degene die dient, die zoekt niet zichzelf of zijn eigen resultaat. Over de respons op onze dienende taak kunnen wel teleurgesteld zijn, maar nooit over de inhoud van ons werk. Dienen geeft immers vreugde en vrede.
Dat dienen geldt niet alleen diakenen, zij die vooropgaan in de dienst van de barmhartigheid. Het geldt ook de ouderlingen, die in het pastoraat dienen en die met elkaar geroepen zijn tot wat onze belijdenis de ‘regering der kerk’ noemt. De Nederlandse Geloofsbelijdenis spreekt in artikel 31 over ‘één zelfde macht en autoriteit, zijnde samen met elkaar dienaars van Jezus Christus, de enige algemene Bisschop en het enige Hoofd der Kerk’.

Dit belijden geeft een enorme ontspanning. Wij hoeven geen dingen te realiseren. Laten we ons ver houden van het denken in de samenleving dat gericht is op het halen van targets, je doelen. Niets anders is onze opdracht dan de gemeente te bewaren bij Christus. Door te oefenen in de godsvrucht bewaren we onszelf in de liefde van God. In die weg zijn we tot zegen voor degenen die aan onze zorg toevertrouwd zijn. Wie zo gevoed wordt, zal het werk als ambtsdrager niet associëren met slechts vergaderen, actief zijn in allerlei commissies, of het risico om uitgeput raken, maar dat het een voorrecht is om te mogen dienen! 

Omdat Jezus de Vader eerde, heeft Deze de Zoon ‘uitermate verhoogd’. Dat is het genadeloon dat ambtsdragers op eigen wijze ontvangen die in hun kleine taak getrouw zijn. Wij mogen geloven in de oogst waarvoor we dienen. Ook al kan het soms zwaar vallen. Ontkennen doen we die moeite die er soms ook is, niet. Want een dienstknecht is niet meer dan zijn heer. Psalm 126 zegt echter ook dat wie het zaad draagt ‘zal zeker terugkomen met gejuich, en zijn schoven dragen’ zal.

Jezus heeft liefgehad en gediend tot het einde, tot het doel dat Hem voor ogen gesteld was. In Zijn leven heeft Hij ons een voorbeeld nagelaten, opdat we Zijn voetsporen navolgen zouden. Dat geldt elk kind van God, dat geldt in dubbel opzicht voor degenen die Hem in het ambt mogen dienen. Laten we in een meditatief leven vaak stilstaan bij Hem, die als Hij leed niet dreigde, maar alles overgaf aan Hem die rechtvaardig oordeelt.
Wij hebben Hem lief, omdat Hij ons eerst liefhad. Wij willen Hem dienen, omdat Hij ons volkomen gediend heeft.

Inleiding KR-vergadering 11 april 2023

Arie van der Aart