– Zacharia 8:18-23: ‘Een Joodse man?!’
In snel tempo is Israël een onderwerp geworden waarover in de samenleving grote polarisatie is ontstaan. Er zijn duidelijke flanken in het publieke debat die zich voor of tegen Israël positioneren. En toch staat ook dit jaar de Israëlzondag weer op de kerkelijke kalender omdat onze kerk in haar kerkorde uitspreekt dat ze ‘onopgeefbaar verbonden is met het volk Israël’. Immers, Israël bracht de Messias voort: Jezus was een Jood en Zijn Vader is de God van Israël. Daarom is Israël onlosmakelijk verbonden met ons geloof in God. De Bijbel spreekt op veel plaatsen over Israël. Zo ook in Zacharia 8.
Zacharia 8 is het tweede deel van een preek van de profeet Zacharia, die in het vorige hoofdstuk begint. Hij hield deze preek in het vierde jaar van koning Darius (7:1). Ze is het antwoord op een vraag of bepaalde vastendagen nog gehouden moeten worden, twintig jaar na de terugkeer van Israël uit de ballingschap (518 BC). Zacharia wijst erop dat het doen van recht en barmhartigheid beter is dan vasten. Hij tekent met geweldige profetische kleuren de heerlijkheid van het toekomstige Jeruzalem en de messiaanse heilstijd. Mensen uit allerlei volken bidden en smeken om met ‘een Joodse man’ (8:23) mee te mogen gaan. Waarom?
Vragen om je alvast voor te bereiden:
- De Bijbel spreekt verschillende keren over vasten. Wat is vasten precies? Zou er in onze tijd ook reden kunnen zijn om te vasten? Hoe zouden we dat vasten dan willen invullen?
- Is de profetie van Zacharia 8:20-23 al (gedeeltelijk) vervuld of moet deze profetie nog vervuld worden in de toekomst?
- Vers 23 spreekt over ‘een Joodse man’. Aan wie moeten we dan denken?