– Lukas 1:5-25 –Thema: Hoe weet ik het nou zeker? (VHA)

Lig je geknield voor je bed, bezig met bidden, schiet het opeens door je hoofd: ‘En als het allemaal nu eens één groot verzinsel blijkt te zijn, dat hele geloof van mij?!’ Of je zit in de kerk geboeid te luisteren naar een preek, en geleidelijk aan wordt het je duidelijk: ‘Dit is bedoeld voor iedereen hier, behalve voor mij!’

Twijfel is begrijpelijk. Als Gods belofte voor geen kant lijkt te kloppen met jouw situatie. Ook de gelovige Zacharias had er last van. Lukas zegt dat Zacharias en zijn vrouw Elizabet ‘rechtvaardig voor God’ waren en dat ze ‘onberispelijk wandelden volgens alle geboden en verordeningen van de Heere’(vers 6). Ja, en toch…zij hadden geen kind.

Toen God Zacharias’ gebed ging verhoren, kon hij het dan ook niet geloven. Hij twijfelde: kan ik Gods woorden werkelijk vertrouwen? De grens tussen terechte vragen bij Gods beloften én ongeloof is blijkbaar flinterdun. Is dat niet heel herkenbaar? Dat je meer vertrouwt op je eigen verstand of ervaring dan op de macht van God?

Vragen om jezelf alvast voor te bereiden op de dienst:

  1. Lees Lukas 1: 5-25. Zet eens op een rij waaruit het geloof van Zacharias blijkt. Kies één kenmerk dat jou daarin vooral aanspreekt.
  2. Wat is volgens jou de kern van het ongeloof (of: de twijfel) van Zacharias?
  3. Herken je iets van het soort twijfel dat Zacharias heeft bij jezelf, of bij mensen om je heen? Wat leer je dan vanuit dit Bijbelgedeelte met het oog op het Avondmaal?