1 Thessalonicenzen 5:17/18 - ‘Altijd danken?!’

In het voorjaar bidden we voor gewas en arbeid, in het najaar danken we God ervoor. Door te bidden en te danken brengen we tot uitdrukking dat wij ons afhankelijk weten van de zegen van God. Dat ontnuchtert en relativeert ons eigen werk en prestatie.
Opnieuw hebben we een turbulent jaar achter ons liggen en we weten niet wat er nog gaat komen. Als we denken aan de geestelijke strijd in Israël, de oorlog in Oekraïne, de klimaatcrisis…Kunnen we wel dankdag houden, vraag je je misschien af?

Daaraan denkend, kwam ik uit bij 1 Thessalonicenzen 5, omdat daar in 1 adem gesproken wordt over bidden en danken. Paulus zegt dat het Gods wil is zonder ophouden te bidden. Hij zegt ook dat het Gods wil is om in alles te danken. Dat wil zeggen: in alle omstandigheden, dus ook in tijden van crisis en strijd, in voorspoed en tegenspoed.
Groot kans dat nu de vraag bij ons bovenkomt: maar dat kan toch niet, God in alles danken? Er zijn toch situaties dat je helemaal niet danken kunt?

Vragen om je alvast voor te bereiden:

  1. ‘Altijd blij zijn’ (vers 16), ‘onophoudelijk bidden’ (vers 17), ‘in alles God danken’ (vers 18). Is dat uitvoerbaar? Indien ja, hoe dan? (let op het slot van vers 18!)
  2. Is er verschil tussen ‘God in alles danken’ en ‘God voor alles danken’?
  3. Waarvoor zouden we op deze dankdag vooral kunnen en mogen danken?