Aanzie mijn ellende

(Resch) Aanzie mijn ellende, en mijn moeite, en neem weg al mijn zonden”

Psalm 25:18

 

De Statenvertalers hebben niet vertaald ‘zie mijn ellende…’ maar ‘aanzie mijn ellende en mijn moeite.’ Dit ‘aanzien’ betekent een ‘zien’ dat ook daadwerkelijk aankomt. Met andere woorden, David vraagt hier aan de Heere: ‘Zie zo naar mij om HEERE, dat U niet alleen van een afstand toekijkt naar mijn ellende en moeite, maar dat U mij zo aanziet dat U mij - volgens de kanttekenaren - vol medelijden genadig helpt.
En dan nu dit gebed van David zo concreet mogelijk: Komt U Heere Jezus onder mijn last van moeite en ellende, dan draagt U niet alleen mijn torsende last, maar draagt U ook mij. Dat gaat diep.
Eerst vraagt David om het zichtbare en tastbare: ellende en moeite, ondersteunt U mij daarin, en neemt U ook al mijn - ook die voor het blote oog onzichtbare - zonde weg. Draagt U mijn zonde weg. Neemt U mijn zonde op en werp ze achter Uw rug in een zee van eeuwige vergetelheid. Dat is genade. Dat is delen in ‘de vergeving der zonden.’

Laten wij hieruit leren dat we eerst onze ellende en moeite zoeken in Gods handen te leggen en dat we vervolgens de bede om vergeving der zonde afsmeken. Probeer uw moeite en ellende maar eens direct in uw gebed te benoemen: uw rouw, uw ziekte, uw gebrek, uw financiële nood, uw huwelijk, uw alleen-zijn, uw dwaasheid en vult u het rijtje voor uw eigen hart en leven zelf maar aan. Benoemt u het in uw gebed, en u zult ervaren dat het u lucht geeft! U geeft namelijk woorden aan uw concrete nood tegenover God. En bidt er dan alstublieft achteraan om vergeving van uw zonden en vergeet vooral niet uw gebed te eindigen met: om Jezus’ wil, amen.

En lukt het niet met eigen woorden, zing dan dit gebed:

Psalm 25:9 (berijmd)

Sla op mijn ellenden d' ogen,
Zie mijn moeite, mijn verdriet;
Neem mijn zonden, uit meêdogen,
Gunstig weg, gedenk die niet.
Zie mijn haters, daar 't getal
Vast vermeêrt van die mij vloeken,
En die rusteloos mijn val,
Heet en wrevelmoedig zoeken.

Overgenomen van ds. K.H. Bogerd, Wâlterswâld